vrijdag 21 november 2014

Santo Antoa

Santo Antao

Het tweede grootste eiland van Cabo Verde, het meest westelijke  en volgens velen het mooiste.
Dit eiland bestaat uit landschappen van grimmige rotsen en bergen waartussen groene valleien bewerkt en beplant worden met rietsuiker, bananen en papayabomen.  Het is de bakermat van de grogg (de locale rum), de fruitconfituur en de geitenkaas.

Wilde kliffen uitgehouwen door het botsen van  kolvende  zeegolven en de hevige wind maken van dit ruwe eiland een paradijs voor wandelaars en trekkers.

Vanuit San Vicente vaart 2 keer per dag een ferry heen en weer, en dit in 3 kwartier.
Aude, die afkomstig is uit Alzace, en tevens een zeer getrainde bergwandelaarster , heeft me overhaald om 3 dagen met haar mee te gaan hiken.






Na een week in Mindelo heb ik wel zin in enige afwisseling.

We nemen de ferry om 08h00 ‘ s morgens. Ik ben aangenaam verrast om vast te stellen dat de ferry stipt op tijd vertrekt, naar mijn ervaring het eerste en enige vervoermiddel in heel Cabo Verde dat hier in slaagt.


We zijn duidelijk niet alleen want de boot vult zich met wandelaars uitgedost in typische grijs groene ritsbroeken, even grauwe wandelschoenen waarin witte sokken blinken, een beige top of hemd, wandelstokken bij de hand, rugzak op de rug en hoed op het hoofd.  Ik kijk rond en stel vast dat iedereen ditzelfde spuuglelijke vormloze en sexloze uniform draagt.

Hier loop ik dan, op mijn afgesleten sletsen, mijn afgeknipte jeans en marinetop. Rond mijn zwakke knie heb ik al bij voorbaat een oude t shirt gebonden ter ondersteuning en versteviging.  De tochten beloven zwaar te worden.

En dat wordt het inderdaad.  5 uur per dag wandelen we tegen een stevig tempo de ene vallei in, de andere berg op, naar het volgende dal, de volgende krater, het volgende vergezicht.

De schoonheid  en de wildernis van het eiland is adembenemend. We wandelen langs kleine dorpjes waar plaatselijke boeren ons hun eigen brouwsels met enige trots laten proeven en aanschouwen metershoge kliffen die als muren voor ons verschijnen en waar we vol verbazing huizen en kleine gemeenschappen treffen, metershoog, gevaarlijk stijl.  Het is onbegrijpbaar hoe ze op dergelijke onherbergzame plaatsen in slagen om huizen en hele dorpen te bouwen en te bevoorraden.







De eerste avond liggen we beiden uitgeteld om 19H00 al te knorren in ons hotelkamertje.  Mijn oude sletsen heb ik noodgedwongen moeten vervangen door nieuwe, de zool helemaal weggesleten tot op de millimeter.

Mijn stijve en stramme spieren verraden mijn leeftijd tegenover de 10 jaar jongere Aude. Met haar lange getrainde bergbenen dartelt zij als een speelse berggeit door de landschappen. Ondanks mijn sportieve aard, moet ik toegeven dat ik op sommige momenten erg diep moet gaan om haar te kunnen volgen. Ik herken in haar nederig mijn meerdere, vast en zeker.

De tweede avond, terwijl ik een klein kamertje bij een oud vrouwtje heb gevonden voor de nacht, gaat Aude op zoek naar een gratis plaats om haar hangmat te hangen.
Ze vind deze op het dak van een vriendelijk familiepension. Haar vakantiebudget heeft ze al te ver opgesoupeerd en 2 nachten betalend slapen wil ze niet.














Terwijl we die avond hongerig op zoek gaan naar een lokaal eethuisje, treffen we een hele bende jonge reizigers die we  eerder in Mindelo hadden ontmoet.  Ze leiden ons naar een piepklein cafeetje waar de hoogzwangere barvrouw ons met veel pleizer een goedkope lokale maaltijd wil bereiden.
Voor deze groep jonge wereldreizigers is elke euro belangrijk en wordt er enkel goedkoop gegeten en gratis overnacht op stranden of onder de open hemel van de valleien.  

Die tijd is voor mij voorbij. Geef mij dan toch maar een douche en een zacht bedje na een hele dag zweten en zwoegen onder de blakke zon in de wildernis van het eiland. Opnieuw merk ik dat mijn twintiger jaren toch al even achter de rug zijn.


In afwachting van de gezamenlijke maaltijd, halen een aantal jongeren hun gitaren boven. Binnen de kortste keren komen toevallige voorbijgangers onze groep vervoegen met eigen instrumenten en plots ontstaat er op straat een klein geimproviseerd straatfeest met zang, hapjes en drank. De ene speelt, de andere klapt, de buurman schenkt ons zijn wijn in terwijl de achterbuurvrouw haar visbeignets met enige trots aanbiedt.
We lachen, zingen, eten en drinken ons vrolijk de vroege avond in. Onze gastvrouw schotelt ons een fantastisch maal voor met rijst, groenten, gebakken bananen, gegrillde gemarineerde vis, kool, …  Het is feest!  Er is een overvloed aan eten en iedereen eet zijn buikje rond.

Die nacht, terwijl ik al een paar uur lig te slapen, hoor ik mijn naam in de straat : “ Nathalie … Nathalie…”.
Verbaasd en half slapend open ik de deur van mijn pensionkamertje en proestend van het lachen zie ik voor mij een druipende tot op de onderbroek natte Aude, wiens hangmatnacht werd verstoord door een hevige regenbui. Mijn buik doet zeer van het lachen vanwege deze komische situatie en ik bied haar de helft van mijn niet al te grote eenpersoonsbed aan.

De volgende ochtend voelen mijn spieren aan alsof er een vrachtwagen over heeft gereden.  Nu is het aan Aude om me uit te lachen. Als een oude cowboy die weken op zijn paard heeft gezeten wankel ik door de straten, stokstijf, stram en krom, bovendien hevig steunend op een stok.


Gelukkig houden we het vandaag rustig want straks vertrekt de ferry weer naar Mindelo, waar de kapitein op het droge op ons wacht. Hij heeft tijdens onze trip de tijd genomen om de boot uit het water te halen om de onderkant te laten behandelen.

Het is ook de laatste avond van Aude in Cabo Verde, want morgen vertrekt ze met haar kapitein en bemanning naar de andere kant van de oceaan, een tocht van 3 weken. Later op het jaar neemt ze het vliegtuig naar Ushuaya om daar hopelijk als bootsbemanning wat geld te kunnen verdienen.
Voor de gelegenheid heeft haar kapitein een uitgebreid avondmaal klaargemaakt. Het is met enige heimwee dat we die avond afscheid nemen van elkaar.





Deze griet ga ik missen….

Geen opmerkingen:

Een reactie posten